ACHTERGROND
Woelen en woelers: wat mag je ervan verwachten?
Vaak woelen telers hun grond om storende lagen te doorbreken en de waterberging te verbeteren. Voor veel telers voelt het fijn om de bodem goed los te maken, zeker bij een verdichting. Maar uit onderzoek blijkt dat woelen in die gevallen eerder negatief uitpakt: de verdichting verergert en de waterberging verslechtert. Bij bedrijfssystemen met niet-kerende grondbewerking (NKG) zorgt woelen ervoor dat de opbrengsten op peil blijven. Voor die telers voelt het soms juist onnatuurlijk om een bodem te woelen die prima van structuur is. Wat kun je nu eigenlijk verwachten van een woelbewerking? En wat zijn praktische ervaringen?
Woelen als bewerking
Met woelen bedoelen we in dit artikel: een bewerking met een vastetandcultivator op een diepte tussen 15 en 40 cm. Soms voeren telers deze bewerking apart uit, maar tegenwoordig wordt hiervoor vaak een voorzetwoeler gebruikt met vier of zes tanden op 3 meter. Telers kunnen een diepe bewerking met een voorzetwoeler combineren met andere bewerkingen, zoals kopeggen en zaaien. Dat bespaart niet alleen brandstof en tijd. Het voorkomt ook herverdichting doordat het perceel na de bewerking niet meer wordt bereden.
Er bestaan veel type tanden en beitels. En op dit vlak lopen de meningen uiteen. Sommige telers willen de bodem over het gehele breukvlak los hebben en gebruiken daarom veel tanden of brede ganzenvoeten. Anderen hebben de voorkeur voor minder tanden en een minder intensieve werking van de tanden. Vaststaat dat woelers met brede ganzenvoeten of stompe tanden duidelijk meer trekkracht vragen. Bij bredere vleugels ontstaat ook merkbaar een horizontale storing in de bodem.

Veel telers combineren met een voorzetwoeler het woelen met een andere grondbewerking of met zaaien.
De ervaring met woelpoten met een kromming naar binnen, met bijvoorbeeld de zogeheten Dent Michel-tanden is over het algemeen goed: telers zien minder een ‘zool’ ontstaan en de benodigde trekkracht is minder. Dent Michel-tanden worden gebruikt door onder andere: Kverneland, Unia, Agram, VSS, Peterse, SMS en Vogel en Noot. De tanden die Kongkilde en Rabe gebruiken zijn gelijksoortig, maar niet hetzelfde.
Zeker bij gecombineerde werktuigen is het soms een uitdaging om met 3 meter werkbreedte voldoende trekkracht en tractie te houden. Dit geldt zeker op zwaardere kleigronden en in de eerste jaren NKG. Op dit punt hebben kromme tanden naar binnen dus een duidelijk voordeel. Bij NKG praktijk wordt vaak met vier tanden gewerkt op 3 meter. Zelden wordt dan ervaren dat de grondbewerking te extensief is.
Storende lagen doorbreken
Het opbreken van storende lagen met een mechanische bewerking valt vaak flink tegen. Dit bleek bijvoorbeeld uit onderzoek in 2009 (van Geel, Dekker, de Groot; Verbetering structuur ondergrond). Een verdichting op een lichte zavelgrond in Lelystad was na woelen niet opgelost. Voor het onderzoek werd er een verdichte laag (25-40cm) gewoeld op 40 cm diepte met een Agrisem Combiplow en een Cappon-woeler met brede platen. De opbrengsten stegen niet ten opzichte van niet-gewoeld (zie tabel 1). In de jaren erna bleek ook dat het luchtgehalte niet groter werd en de wateroverlast niet was afgenomen.
Dezelfde uitkomsten werden gevonden in onderzoek op de Rusthoeve en in Westmaas (Alblas: “Resultaten van diep losmaken van zavelgronden in zuidwest Nederland”). Diep losmaken pakte gemiddeld genomen niet positief uit. Een verklaring hiervoor is dat het woelen meer fout dan goed doet. Natuurlijke poriën worden vernield en de draagkracht wordt ernstig aangetast. Hierdoor ontstaat snel herverdichting en meer interne slemp.

NKG en woelen
Op bedrijven die NKG toepassen wordt vrij standaard jaarlijks één bewerking met een woeler uitgevoerd. Het is vaak verbazingwekkend hoe snel storende lagen verdwijnen die zijn ontstaan door ploegen of spitten. Zeker op zwaardere gronden is na enkele jaren met het oog vaak geen verdichting meer waarneembaar onder de ploegdiepte. Veel NKG-telers vragen zich dan ook af of woelen nog wel nodig is. In een paar veldtesten op NKG-bedrijven leek de structuur waar gewoeld was na de tarweoogst in het najaar visueel wat beter dan stukken die niet waren gewoeld.
In 2010 werden in een zogeheten meta-analyse 47 Europese onderzoeken bekeken naar verschillende strategieën voor grondbewerking. Hieruit (Putte, Govers, Diels e.a.: Assessing the effect of soil tillage on crop growth) bleek dat opbrengsten bij een conserverende bodembewerking stegen als er een diepere grondbewerking werd uitgevoerd (zie figuur 1). Zowel in maïs, zomergraan, wintergraan en suikerbieten geldt dat de opbrengst circa 5 procent hoger was als er een diepe bewerking was uitgevoerd (vergelijking tussen diepe grondbewerking versus grondbewerking tot maximaal 15 cm). Dit geldt zowel op klei/leem als op zandgronden.
Figuur 1


Voorspelde relatieve opbrengst (opbrengst ten opzichte van ploegen) voor NT= no tillage, RT1 is minimale bodembewerking tot 15 cm, RT2 is minimale bodembewerking met diepe grondbewerking.
Ook in het grondbewerkingsonderzoek in Lelystad was de opbrengst zonder diepere grondbewerking een paar procent lager dan met diepe grondbewerking. Maar dat is gemiddeld genomen. Helaas was er in sommige gevallen in peen, uien en witte kool sprake van een veel lagere opbrengst. Maar zoals gemeld, meestal zijn de verschillen klein.
Woelen en praktische ervaringen
Voor woelen geldt: zoveel mensen, zoveel meningen. Toch zijn er wel een aantal brede ervaringen:
- Een voorzetwoeler in combinatie met andere werktuigen bespaart veel tijd en brandstof;
- Afhankelijk van de grondsoort en werktuigkeuze volstaat een vermogen voor een gecombineerde bewerking tussen 81 en 128 kW (110 en 175 pk). Voor het overbrengen van voldoende vermogen op de grond helpen voldoende frontgewichten en let er ook op dat de treklijn (positie hefarmen en topstang) klopt;
- Veel NKG-telers op kleigronden werken met vier Dent Michel-tanden op 3 meter werkbreedte. De ervaringen zijn over het algemeen positief. Wel merken enkele telers dat het gewas tussen de twee middelste tanden soms wat minder goed groeit. Eén teler heeft daarom een vijftands Dent Michel gemaakt. In tegenstelling tot wat wel eens wordt beweerd, zijn er nauwelijks problemen met vlakligging met een Dent Michel;
- Vooral op zand, löss en hele lichte klei wordt wel gewerkt met rechte tanden met hele smalle beitels. Het idee is dat zes tanden dan beter is dan vier;
- Ook bij ondieper woelen, zijn vier tanden weinig: delen van de 3 meter worden met dan niet bewerkt;
- Sommige telers werken op kleigronden met zes tanden op 3 meter werkbreedte. Bij sommige machines zitten deze vast aan de machine. Dat gaat prima, maar een enkeling vindt de bewerking te intensief;
- Soms zitten de woeltanden te kort op de achterwielen, bij één merk zijn er problemen met stropen omdat de hefarmen achter de woeler erg laag hangen;
- Bij NKG merken telers vaak in jaar twee en drie dat woelen zeer moeizaam is;
- Woelers met een brede vlakke beitel gaan op kleigrond soms moeilijk de grond in. Sommige woelpoten trekken extreem zwaar. De vorm van de beitels speelt daarbij een grotere rol dan het aantal tanden;
- Bij woelpoten met een vlak of min of meer vlakke beitel ontstaat vaak een storende laag in het profiel;
- Woelers hebben geen instelmogelijkheden. Door de topstang langer of korter te maken verandert het beeld wel iets;
- Woelen na de oogst, eventueel tegelijk met het inzaaien van een groenbemester is het beste woelmoment voor kleigrond. Op zandgrond kan eventueel in het voorjaar worden gewoeld. Op lichte kleigrond zijn er goede ervaringen met enkel woelen in de zomer vooraf;
- Woelpoten kunnen behoorlijk gaten achterlaten. Licht de machine daarom geleidelijk uit de grond.