ACHTERGROND
Herbiciden en de soms (te) lange nawerking
Een onkruidbestrijdingsmiddel dat lang nawerkt, kan leiden tot een slechte opkomst van de groenbemester. Maar hoe erg is dat?
Onkruidbestrijdingsmiddelen hebben soms een lange nawerking waardoor er groeiremming kan ontstaan in de groenbemester of het volggewas. Zo is regelmatig te zien dat bepaalde soorten in een mengsel niet gelukt zijn. En stukken die niet of dubbel zijn gespoten, zijn dan vaak duidelijk zichtbaar. Op etiketten van middelen worden soms waarschuwingen vermeld, bijvoorbeeld dat gewassen veilig kunnen worden verbouwd na een kerende grondbewerking. Maar wat als je de bodem juist niet wilt keren? En wat zijn de niet veilige gewassen en volgteelten? Op etiketten worden vaak maar weinig gewassen genoemd. Zo is er meestal niets bekend over de nieuwere soorten in brede groenbemestermengsels. Denk daarbij aan niger, wikke, vlas, zonnebloem, deder of tillage radish.
Lange nawerking en onderzoek
Schade van middelen is onder andere onderzocht door de universiteit van Gent van 1979 tot en met 2000 in het zogenoemde Recrop-onderzoek. Daaruit bleek dat bij een oppervlakkige bewerking de schade na toepassing van verschillende herbiciden vaak erg groot was. Opbrengstverliezen na een najaars- of voorjaartoepassing - van algemeen gebruikte herbiciden en rotaties - waren in de volgvrucht vaak groter dan 20 procent. Soms werden in het onderzoek ook schades van meer dan 85 procent gemeten. De verschillen waren groot. In sommige jaren waren middelen zeer schadelijk en in andere jaren nauwelijks. Het risico op schade is dus moeilijk in te schatten. Zeker doordat nieuwe middelen niet meer onafhankelijk worden getest.
Ook in een potproef zagen onderzoekers van de universiteit Hohenheim in 2013 en 2014 20 weken na toepassing van verschillende graanherbiciden grote schades op groenbemesters. Maar in een navolgende veldproef in granen zagen de onderzoekers van dezelfde universiteit juist weer geen schade van herbiciden. Ook het IRS rapporteerde regelmatig schade van door metribuzin (Sencor), propyzamide (Kerb) en mesotrione (Callisto). De middelen werden in het voorjaar gespoten en gaven bijna een jaar later - zelfs na een kerende grondbewerking - nog schade. In 2020 start er dan ook een onafhankelijk onderzoek naar de toepassing van graanherbiciden op groenbemesters in een NKG-systeem.

Wel (links) en niet (rechts) bespoten. Duidelijk groeiremming in de groenbemester. De Japanse haver in het mengsel gaat ongeveer dood. In het niet gespoten deel is de Japanse haver nog groen.
Afbraak en waarschuwingen
Chemische middelen breken in de bodem af door verschillende processen. Zo kan afbraak plaatsvinden onder invloed van licht, microbiologie of scheikundige verbindingen. Daarnaast nemen planten herbiciden op, spoelen ze uit of binden middelen zich aan stoffen in de bodem. De mate van afbraak moet voor de toelatingsprocedure worden onderzocht. Dit wordt uitgedrukt in de DT50-waarde. Deze waarde geeft het aantal dagen weer waarop 50 procent van de actieve stof is afgebroken. Deze waarde zegt dus iets over de persistentie van het middel. Zo heeft de werkzame stof diflufenican een DT50 van tussen de 225 en 621 dagen (in het veld gemeten). Dit betekent dat het middel na meer dan een jaar nog niet voor de helft is afgebroken. Uit de etiketten van veel middelen op basis van diflufenican (onder meer Activus, Othello, Alena, Tavas, Sempra) kun je opmaken dat er reële kans is op schade bij volg- of vervanggewassen.
Toch is de waarschuwing op het etiket vaak niet erg duidelijk. Zo staat op het etiket van Alena een lijstje volggewassen die veilig verbouwd kunnen worden zonder kerende grondbewerking. Maar tegelijkertijd staat op het etiket dat na mislukking enkel maïs mogelijk is na 10 weken én na een kerende grondbewerking (zie ook tabel 1). Het etiket verwijst niet naar groenbemesters, maar het is wel een waarschuwing waaruit je op kunt maken dat schade aan een groenbemester reëel is. Een middel met diflufenican met een lange DT50 en ernstige waarschuwingen op het etiket kun je dus beter vermijden, zeker als je de grond niet keert. Tegelijkertijd is het de vraag of er groeiremming ontstaat als er wél een kerende grondbewerking wordt toegepast.
De waarschuwingen op etiketten zijn vaak niet duidelijk. Bijvoorbeeld bij middelen op basis van de sulfonylureum-verbindingen: mesosulfuron-methyl en iodosulfuron-methyl natrium. Bij het middel Cossack Star geeft het etiket aan dat je veilig groenbemesters kunt telen. Het middel Atlantis, dat dezelfde werkzame stoffen en ongeveer dezelfde hoeveelheden bevat, heeft een etiket met duidelijke verwijzing naar risico’s op kruisbloemige groenbemesters. Het middel Ally, op basis van de sulfonylurea metsulfuron-methyl gaf in bepaalde jaren in het Recrop-onderzoek met slechts 4 gram/ha (najaarstoepassing) opbrengstdalingen van meer dan 20 procent in het voorjaar op rode klaver, raap, savooiekool, suikerbiet en witlof.

Tabel 1: Enkele middelen met hoeveelheden werkzame stoffen (sulfonylurea), volgens geadviseerde hoeveelheid en de waarschuwingen op het etiket.
Ook bij middelen op basis van ALS-remmers zoals florasulam is het lastig te herleiden wat de effecten zijn op groenbemesters. Hoewel de DT50 niet doet vermoeden dat er een effect is na de oogst, kun je uit de teksten op het etiket wel opmaken dat er risico’s zijn. En de tekst suggereert wel dat er remming is op bijvoorbeeld klavers en koolachtigen binnen twaalf weken. Er wordt wel vermeld wat wel veilig is maar niet wat er niet veilig is.

Tabel 2: Enkele middelen met hoeveelheden werkzame stoffen (ALS-remmers), volgens geadviseerde hoeveelheid en de waarschuwingen op het etiket.
Maisherbiciden
Van veel maisherbiciden is bekend dat er schade kan ontstaan door nawerking. Zo staan op het etiket van Callisto (werkzame stof mesotrione) duidelijke waarschuwingen. Op het etiket wordt geadviseerd het voorjaar volgend op de toepassing een kerende grondbewerking uit te voeren. En volgens het etiket is het dan nog mogelijk dat er schade ontstaat. Ook het middel Capreno kan volgens het etiket – zonder intensieve grondbewering – schade veroorzaken in diverse gewassen.
Tot besluit
Telers die hun grondbewering extensiveren lopen meer risico op ongewenste groeiremming van volggewassen of groenbemesters door herbiciden. Etiketten bieden slechts beperkt duidelijkheid. Om risico’s uit te sluiten kunnen risicovolle middelen beter vermeden worden. Hieronder vallen middelen in granen en grassen op basis van diflufenican, ALS remmers of sulfonylurea. Wanneer niet wordt gekeerd zijn deze middelen risicovol. Vermijd deze middelen indien mogelijk. In veel jaren kan een najaarsbespuiting bij wintertarwe helpen om risicovolle middelen in het voorjaar vermijden. Relatief veilige middelen zijn MCPA, Starane, Puma extra en Axial. Veel maïsmiddelen zijn niet veilig en veroorzaken zelfs in het voorjaar erop groeischade. Wanneer niet wordt gekeerd is het risico groter. Het is ook de vraag of er geen schade is wanneer wel wordt gekeerd. Ook Sencor en Kerb zijn risicovol en hebben een lange nawerking. Kies liever voor veilige middelen of spuit eerder met een lagere dosering. Met mechanische onkruidbestrijding kan in veel gewassen veel bereikt worden. Zeker in een later stadium is het daarmee een veilig en effectieve manier van onkruidbestrijding.