REPORTAGE
Arnoud den Ouden spit zijn grond al vijf jaar
‘Zo blijven de gewasresten ook bovenin’
Een echte NKG'er beschouwt spitten als een kerende grondbewerking. Voor akkerbouwer Arnout den Ouden uit het Zuid-Hollandse Zuidland ligt dat genuanceerder. Hij spit al vijf jaar. En hij is er blij mee.
De Zuidlandse akkerbouwer Arnout den Ouden steekt de spa in de grond van een perceel achter de boerderij. De lichte klei is nat. Het natte najaar en dito voorjaar hebben hun sporen achtergelaten. Hier en daar treedt verslemping op. In de bonken grond die Den Ouden op de spa heeft liggen, zijn de gaten en de uitwerpselen te zien die wormen hebben achtergelaten. Op het perceel zijn de plantenresten van de bijna afgestorven groenbemester nog goed zichtbaar. Dit perceel heeft de akkerbouwer in het afgelopen najaar gespit.
Vijf jaar geleden adopteerden Arnout en zijn vader Meindert den Ouden deze werkwijze voor het eerst. Aanvankelijk nog met een gehuurde spitmachine. Om te proberen. Het resultaat beviel de akkerbouwer zo goed, dat hij zelf een Gramegna-krukasspitter kocht. “De ploeg is sindsdien de schuur niet meer uit geweest. Ik zeg niet dat spitten NKG is. Maar het is in elk geval een goede tussenvorm. Het lijkt mij bedrijfszekerder dan alleen woelen.”
'Ik zie de grond het liefst zo grof mogelijk liggen'
Krukasspitter
Groot voordeel is voor Den Ouden dat hij zijn arbeidsfilm niet zag veranderen. Hij spit in het najaar, als zijn collega's hun grond ploegen. “Ik zit daardoor iets minder vast aan het juiste bewerkingsmoment. Tegelijkertijd houden we de gewasresten wel bovenin en beschermen we de grond deels tegen regen en andere weersinvloeden. In het voorjaar kunnen we het land in één keer klaarmaken en de structuur is altijd prima.” Dat komt volgens hem doordat de spitmachine de grond niet snijdt, maar van de ondergrond afscheurt. Die breukvlakken zijn ongelijk waardoor water gemakkelijker kan indringen dan wanneer de grond is geploegd.
Dat Den Ouden voor een krukasspitmachine in plaats van een roterende spitmachine koos, stond vanaf het eerste moment al als een paal boven water. “Een roterende spitmachine neemt klein hapjes en maakt de grond los, waardoor het nog meer verslempt. Ik zie de grond het liefst zo grof mogelijk liggen.”
De Gramegna-spitmachine die de akkerbouwer aanschafte, heeft een werkbreedte van 2,80 meter. “Jammer, want de machine is mij als een drie meter brede machine verkocht.” Om te voorkomen dat er een geultje tussen de werkgangen ontstaat, heeft Den Ouden de werkbreedte van de spitmachine zelf verbreed met metalen strippen op de buitenste spaden.
Om de andere dag smeert Den Ouden de spitmachine. Een klusje dat ongeveer 15 minuten per keer kost. Normaliter staat er een 130 tot 140 pk trekker voor de machine. Die trekker heeft een klepelmaaier voorop om de groenbemester te verkleinen. “De maaier vraagt het meeste vermogen. We kunnen de spitmachine alleen ook wel aandrijven met een 90 pk trekker. Welke trekker je ook gebruikt, het brandstofverbruik ligt naar mijn idee lager dan bij het ploegen. In elk geval is het niet meer.”

De Gramegna-spitmachine heeft een werkbreedte van 2,80 meter.

Door de buitenste spaden te verbreden met een strip, levert de machine mooier werk af.

Dieptewielen zijn vervangen door glijsloffen. Die sporen minder diep in dan de dieptewielen.
Minder diep
Den Ouden kan met spitten niet sneller rijden dan 3,5 km/h. Woelen gaat zeker dubbel zo snel. De akkerbouwer merkt dat de spitmachine het niet meer kan bijhouden als hij sneller gaat rijden. Hij wil ook niet dieper spitten dan 15 tot 20 cm, het liefst nog ondieper. Maar bij te ondiep spitten bestaat het risico dat niet alle percelen meer vlak vallen. Dat hangt volgens hem vooral af van het vochtgehalte van de grond of de voorvrucht.
Maar ook de spitmachine speelt daarbij een rol. “Eigenlijk zou ik een machine moeten hebben met meer en kleinere spades en een kleinere slag. De slag bepaalt immers de werkdiepte. Nu hebben we wel als voordeel dat de trekker bijna geen trekkracht nodig heeft. De spitmachine duwt de trekker vooruit. De druk in de banden kan dan ook extreem laag. We zetten ze vaak op 0,4 bar. Geen probleem, wrijving heb je niet en ook dat houdt de structuur van de grond intact.”

De Kverneland CLI-woeler is voorzien van vijf woelpoten. De tanden zijn voorzien van een widiapunten om slijtage te verminderen.

Ook de tanden van de rotorkopeg zijn voorzien een widiastrip. Het voorkomt versmeren en de tanden blijven langer op lengte.
Bouwplan
- 30 hectare consumptieaardappelen
- 10 hectare uien
- 8 hectare wortelen
- 16 hectare suikerbieten
- 50 hectare wintertarwe
Arbeidstechnisch
Het bouwplan van de Zuid-Hollandse akkerbouwer bestaat voor de helft uit graan. Elke twee jaar verbouwt hij tarwe op hetzelfde perceel. Die zaait hij in met een woelzaai-combinatie. Dat geldt ook voor de groenbemester, die hij na de tarwe zaait. Vervolgens spit hij de grond in het najaar. “Zo spitten we de grond het ene jaar, en het andere jaar woelen we. Vooral arbeidstechnisch past dat goed.”
Meestal bewerkt de akkerbouwer de groenbemester in november en december. Een enkele keer al in oktober, al neemt de kans op verslemping dan toe. Na een late oogst, zoals bijvoorbeeld bij wortelen en suikerbieten het geval, roept hij de hulp in van een loonwerker om tarwe in te zaaien met een spitzaaicombinatie. “Maar het liefst wacht ik tot de grond een beetje is opgestijfd, zodat we het toch zelf kunnen doen. We zaaien dan met een tweede trekker met zaaimachine achter de spitmachine aan. Het land kan dan na het spitten een beetje opdrogen.” Toch overweegt Den Ouden de zaaimachine op de spitmachine te bouwen. Wederom, omdat dit arbeidstechnisch interessant is.
Spitten in het voorjaar ziet de akkerbouwer niet zitten. “Ik heb het eens vlak voor het aardappelpoten gedaan. De grond ligt dan te luchtig. Je spoort te veel in.” Het liefst wil de akkerbouwer de grond in het voorjaar mechanisch voorbewerken. Het valt echter niet altijd mee om de grond met grote kluiten vlak te krijgen. Dat is dan ook de reden dat hij dit najaar een rotorkopeg achter de spitmachine monteert. Die moet de grote kluiten breken. Een nieuwe tandwielset moet ervoor zorgen dat de rotorkopeg rustiger gaat draaien.
Toch weer ploegen?
Hoewel Den Ouden blij is met zijn spitmachine, sluit hij niet uit dat hij de ploeg binnen afzienbare tijd weer eens uit de schuur moet halen. “Het zou best kunnen dat we voor sommige gewassen in de toekomst weer moeten ploegen. De onkruiddruk neemt in een NKG-syteem toe. Vooral voor de teelt van uien, bieten en wortelen zal het lastiger worden om het onkruid onder controle te houden.”
Niet voor niets staat er een splinternieuwe Treffler-wiedeg in de schuur. Den Ouden wil er niet alleen onkruid mee bestrijden, de egtanden kunnen ook de korst in de teelt van uien en bieten breken en zorgen voor meer uitstoeling in granen. Met de oude Lely-wiedeg lukte dat niet. “En bijkomend voordeel: dan hoeven we ook niet te schoffelen om lucht in de grond te brengen.”

Akkerbouwer Arnoud den Ouden ploegt al vijf jaar niet meer. In plaats daarvan spit hij zijn lichte klei.

Door de vele regen verslempt de lichte klei gemakkelijk.