ACHTERGROND


Frees dwingt groenbemester op de knieën

Een kopeg of hakenfrees krijgt de groenbemester natuurlijk wel klein. Maar speciaal voor dit doel ontwikkelde frezen krijgen het gewas pas echt op de knieën.

De grootste uitdaging van een systeem met conserverende bodembewerking of niet-kerende grondbewerking (NKG) is het omgaan met de groenbemesters in het voorjaar. En vooral om liefst in één werkgang van groenbemester naar zaai- of plantbed te komen. Na de natte, warme winter konden in het voorjaar van 2020 groene groenbemesters pas in het voorjaar worden bewerkt. Telers gebruikten hiervoor vaak hun gewone kopeg of hakenfrees – overigens vaak met prima resultaten. Machinefabrikanten hebben op dit vlak echter ook niet stilgezeten en hebben frezen speciaal voor dit doel ontworpen. Deze nieuwe frezen zijn een zinvolle aanvulling op de beschikbare werktuigen. Met deze machines hoeven we minder bang te zijn om met een groene groenbemester aan het teeltseizoen te beginnen.

Bij de nieuwe frezen zijn er grofweg twee uitvoeringen: overtopfrezen en messenfrezen die nauwkeurig en oppervlakkig met veel overlap kunnen frezen en het gewas ‘luchtig’ op de oppervlakte leggen. Tijdens twee demo’s dit najaar bij SPNA Ebelsheerd (Nieuw Beerta) en de Broekemahoeve (Lelystad) werden in het kader van het project Betere Bodem een aantal machines met deze werkingsprincipes getoond.

Zo waren er overtopfrezen van Celli (met messen) en van Struik (met haken) te zien. Daarnaast werd een messenfrees getoond van Celli (biofrees-uitvoering) en de Geohobel van Rath. Bij Celli staat de aanduiding biofrees voor een uitvoering met L-vormige messen met voldoende overlap, een nauwkeurige diepte-instelling met wielen en een achterklep die volledig geopend kan worden waardoor de grond en resten luchtig op de oppervlakte komen te liggen. Deze uitvoering is vooral gericht op ondiep goed en effectief frezen.

De Lothar-overtopfrees van Celli is uitgerust met messen.


Een spijlenrek zorgt ervoor dat kluiten op de grond vallen.


Met wielen stel je de diepte van de Celli Pioneer Biofrees in.


De L-vormige messen van de Celli Pioneer.


De Geohobel heeft brede ‘ganzevoeten’ in plaats messen, die de grond oppervlakkig afschaven. De naam van de machine zegt het al: ‘hobeln’ is namelijk Duits voor ‘schaven’. In de demo’s deed de machine dit prima. Overigens zijn dit niet de enige merken met dit soort machines. Ook Baselier heeft een overtopfrees (met haken) en Maschio heeft een messenfrees in een biofrees-uitvoering. De machine is dan voorzien van de zogeheten SC pro Organic-kit.

Messenfrezen

De messenfrezen werden tijdens de demo zo ondiep mogelijk afgesteld. Celli heeft voor de diepte-instelling wielen aan een tandemstel voorop de frees, bij de Rath Geohobel zitten de wielen aan de zijkant. De wielen aan de zijkant kunnen bij de Geohobel eventueel worden vervangen door een rol. Bij de machine van Maschio zitten de wielen aan de achterzijde. Met de machines in de demo kon in elk geval moeiteloos worden gefreesd op een diepte van enkele centimeters.

De messen van de messenfrezen hebben voldoende overlap en halen de hele toplaag los. De vermogensbehoefte is bij een beperkte werkdiepte relatief gering. Het is daardoor vaak geen probleem om de messenfrees te combineren met een klepelmaaier voorop. Voor messenfrezen is een vermogen van dik 100 pk voldoende. Door de beperkte freesdiepte droogt de onderlaag weinig uit, waardoor het minder snel nodig is om te beregenen.

De frezen van Celli en Maschio zijn leverbaar tot breedte van 6 meter. Bij Rath is de 3 meter de maximale werkbreedte. Met al deze messenfrezen is het mogelijk de resten hoog op te gooien door de kap volledig te openen. Hierdoor vallen de lichtere delen – de fijne gronddelen en resten van de groenbemester – later op de grond en liggen ze dus los op de oppervlakte. Dit verkleint het risico op hergroei.

De Rath Geohobel 'schaaft' het bovenste laagje grond.


De Geohobel is voorzien van een messenrotor.


De hakenfrees van Struik kan ook ondiep werken.


De haken van de Struik-frees.


Groenbemesters langer laten groeien

Met deze nieuwe generatie frezen kan bij NKG een bewerking veel meer worden afgedwongen. Dit heeft twee grote voordelen. Allereerst is het mogelijk om lastige begroeiing of groenbemesters in het voorjaar weg te krijgen. Sommige telers durven het zelfs weer aan om te kiezen voor groenbemestersoorten die niet meteen het loodje leggen bij een graadje vorst. Ook zonder vorst kan met een nieuwe frees meer worden bereikt. Dit geldt ook voor percelen met veel graanopslag of onkruid. Hiermee wordt NKG meer bereikbaar voor biologische telers en telers die liever geen glyfosaat gebruiken.

Het tweede voordeel is dat de groeitijd van groenbemesters kan worden opgerekt. Hiermee wordt de bodembiologie langer geholpen en wordt de toplaag langer beschermd tegen de negatieve effecten van neerslag. De bescherming tegen neerslag geldt natuurlijk ook als de groenbemester na een bewerking als dode mulch op de toplaag ligt. Door korter voor zaaien of planten de groenbemester te doden, beschermt de mulch ook nog in de beginfase van de teelt de bodem tegen verslemping of verstuiven.

Flachenrotte

In Duitsland valt met de biofrezen ook vaak de term Flachenrotte, ofwel oppervlaktecompostering. Door de resten van de groenbemesters boven op de oppervlakte te houden, verteren deze snel en krijgt het bodemleven een boost. De afbraak wordt bij de oppervlaktecompostering vaak versneld door de groenbemester tijdens het frezen te behandelen met zogenoemde fermenten, zoals melkzuurbacteriën. De afbraakbiologie blijft hiermee vooral boven de teeltlaag. Enkele telers in Nederland proberen deze methode uit.