COLUMN
Hierover hadden we, eerlijk gezegd, minder nagedacht

Lieven Delanote
Diensthoofd afdeling biologische productie bij Inagro, onderzoeker en voorlichter biologische landbouw
Wat mij betreft krijgen de wiedeg en de torsiewieder mijn nominatie voor ‘smart tool van de 21e eeuw’. Het is verbazend hoe goed ze met organisch materiaal aan het oppervlak overweg kunnen.
In 2016 maakten we op het proefbedrijf biologische landbouw van Inagro (Roeselare, België) de omslag naar vaste rijpaden op breed spoor. Onze zandleemgrond is erg gevoelig voor ondiepe verdichting bij de voorjaarswerkzaamheden. Het lijkt alsof de zand- en leemdeeltjes precies in elkaar passen als je ze samendrukt. Bij de vele metingen die we doen in onze proefvelden, zagen we voorheen regelmatig lijnvormige patronen in het gewas die we alleen konden terugbrengen naar de trekkerband tijdens de voorjaarswerkzaamheden.
Na een verkennend rondje in Nederland kreeg onze pilot vorm. Drie meter spoorbreedte was voor ons logisch. Als vanzelf werd de ploeg aan de kant gezet. Hierover hadden we, eerlijk gezegd, minder nagedacht. Een bouwvoorlichter met Dent Michel-tanden hadden we al en op een klein proefveldje achteraan de proefboerderij pakte een niet-kerende grondbewerking op zich niet verkeerd uit. We waagden de sprong. Achteraf gezien hebben we er best het teeltplan voor. Dit viel dus al mee.



Onderzoek geeft aan dat niet-kerend leidt tot meer onkruid. En de onkruiddruk op onze zandleemgrond is al best hoog. Toch valt het tot dusver mee. We zijn sowieso gedoemd om onkruid intensief te bestrijden. Veel of een beetje meer onkruid maakt dan niet uit, al ben ik hier wel streng op.
De Treffler-wiedeg en de torsiewieder, waarmee we gaandeweg ook aan de slag gingen, bleken van groot belang voor een onkruidarm perceel. En uit nood durf je wel eens iets uit te proberen. Dan blijkt ook hoe verrassend goed de Treffler-wiedeg maar ook de torsiewieder met organisch materiaal aan het oppervlak overweg kunnen. Deze machines krijgen dan ook mijn nominatie voor ‘smart tool van de 21e eeuw’.
Dat niet-geploegd land een malser zaaibed klaarlegt, is bekend. Ik trek deze lijn ook door naar mechanische onkruidbestrijding. Want niet-geploegde grond egt en schoffelt anders. Volgens mij is dat een grote plus. Onze conclusie na vijf jaar NKG? Misschien wel meer kiemend onkruid, maar zeker niet meer wieduren dan voorheen…
‘Niet meer wieduren dan voorheen’
'Uitzonderlijk droog' is intussen al drie opeenvolgende zomers het weerbericht. Dit voorjaar was het nog extremer. Na één seizoen NKG, hadden we door dat niet alleen de diepe grondbewerking, maar veel meer alle voorafgaande voorjaarsbewerkingen het verschil maken. Doorgaans is op onze gronden de eerste bewerking in het voorjaar een bewerking met de vastetandcultivator op 10 tot 15 cm diepte. Dat werkt niet om groenbemesters en overwinterende onkruiden succesvol kapot te krijgen.
Intussen ‘scheren’ we in het voorjaar het land met onze precisiecultivator, wederom een Treffler-machine. Onder de bewerkte centimeters schuilt een onbewerkte grond die tot diep in het voorjaar zijn vocht vasthoudt. Wat in het eerste jaar een vaststelling was, is nu de doelstelling geworden. Na twee gortdroge maanden in juni zonder irrigatie kunnen zaaien of planten in vochtige grond geeft een goed gevoel.

Lieven Delanote startte in 1998 als praktijkonderzoeker biologische landbouw bij Inagro (Roeselare, België) en zette hij het proefbedrijf biologische landbouw op. Op een oppervlakte van 12 hectare worden granen, kolen, aardappelen, grasklaver, prei, wortelen of knolselder en uiteraard groenbemesters in een zesjarige vruchtwisseling geteeld. De grond is zandleem en wordt (werd) traditioneel in het voorjaar geploegd. Binnen dit teeltsysteem wordt de uitgebreide proefveldwerking van de afdeling biologische productie van Inagro ingepast. Deze praktijkervaring deelt Delanotte intussen als voorlichter met Vlaamse biologische boeren.